Maritiem Digitaal

collectie zoeksyteem van de maritieme musea


Journaal door passagier F.N.G. Hersen Senn van Basel over een reis van Nederland naar Java aan boord van de 'Rhoon en Pe...

titelJournaal door passagier F.N.G. Hersen Senn van Basel over een reis van Nederland naar Java aan boord van de 'Rhoon en Pendrecht' 
inventarisnummerH317 
collectiehandschriften    
museumMaritiem Museum Rotterdam   Maritiem Museum Rotterdam
makerHersen Senn, J.V.G. 
scheepsnaamRhoon en Pendrecht[scheepsnaam] 
omschrijvingKopie van journaal gehouden aan boord van de 'Rhoon en Pendrecht' door de passagier F.N.G. Hersen Senn van Basel, 29 april 1842 t/m 6 augustus 1842, op een reis van Nederland naar Java.
Het journaal gaat aanvankelijk veel over het weer, het gebrek aan slaap, andere schepen die passeren e.d. Af en toe een opmerking over tijdverdrijf in de avond: spelletjes, maar geen echte uiteenzetting. Later schrijft hij uitgebreider over bijzondere activiteiten zoals een zeereisje met de sloep en het schieten op een wijnfles. Twee bijzondere passages gaan over een conflict tussen passagiers en een straf die werd opgelegd aan de hofmeester en zijn twee jongens nadat het eten door de kapitein werd afgekeurd; de zoute vis was zwart geworden door koffie en een pudding was onsmakelijk. Als straf moesten zij onder het oog van de kapitein en de passagiers dit eten opeten. Er volgt ook een uitgebreide beschrijving van het Neptunusfeest. Hierna nemen de bijzonderheden echter af en gaat het veelal over de wind en het verloop van de reis. Tekeningen in het journaal: Pagina 23: 15 mei 1842 dek met kippenhok en andere dierenhokken; groot zeil, grote ra, scheepsbel, tuigage etc. Getekend vanaf het kippenhok gezien (p. 24). ‘Daar ik nog nimmer naar de natuur getekend heb, zoo maak ik dan ook geen aanspraak op een goede bevinding dezer schets, maar heb [derselve] alle […lelijk in gelegen om een gering denkbeeld te geven aan het schip.’ Tussen pagina 32-33: 25 mei 1842: tekening landaanzicht St. Anthonie; Tekening van hut (andere datum?). Tussen pagina 58-59: 13 juni 1842: tekening landaanzicht Trinidad. Pagina 60: 15 juni 1842: vermelding naar kopie tekening door medepassagier gemaakt van bemanningslid, maar tekening niet aanwezig. ‘Onze medepassagier de Heer Schwaner maakt het hiernevens staande portret van een der zwarte dienstboden welke zich hier aan boord bevinden waarvan dit een copij is. Een ieder zal mij moeten toestemmen dat zoo de Indianen er allen zoodanig uitzien z[yl] als dan weinig bekoorlijke bezitten.’ Pagina 4: beschrijving van dieren aan boord: honden, kippen, kalkoenen, duiven, konijnen, varkens, koe. Pagina 16: ‘alle deze voorzorgen door den kapitein genomen waren een bewijs van voorzigtigheid en deed mij nog meerder vertrouwen in den gezagvoerder stellen.’ Pagina 22-24: angst voor zeerovers: ‘De kapitein hield het voor een verdacht vaartuig en meende dat het een Algerijnsche roovervaartuig was dat wellicht ons zoude trachten te achterhalen. De kapitein liet dus enige kardoezen voor onze stukken in gereedheid houden om in gevalle van een aanval ons te kunnen verdedigen d[…] daar wij het vaartuig des avonds niet zagen naderen zoo hield een ieder het voor een vals alarm.’ Pagina 27 -29: maakten een zeetochtje met sloep, nadat de kapitein toestemming had gegeven vanwege het mooie weer. Omdat ze nog nooit geroeid hadden, konden ze het schip niet bijhouden en keerde de kapitein het schip om zodat matrozen konden roeien terwijl passagiers onder genot van rijnwijn en sigaren van het tochtje genoten. Pagina 29: dagindeling: tot twaalf uur schrijven journaal; tot 1 of 2 uur lezen en schrijven; daarna wandelen tot middageten. Pagina 30: ‘Tegen 12 ure voegde ik mij weder bij ’t overige gezelschap die niet zeer opgeruimd schenen te zijn, doordien er den voorgaanden dag onaangenaamheden hadden plaats gehad, […] dames was hier de drijfveer van waaruit men ziet dat zulks niet altijd het aangenaamste gezelschap aan boord van een schip is.’ Pagina 31: op voorstel van kapitein wordt er op een wijnfles geschoten die aan de grote ra is opgehangen. Pagina 34: onenigheid tussen de passagiers: ‘Heden avond hadden er groote onaangenaamheden in de kerk plaats terwijl ik nog op het dek bevond dat mij veel genoegen deed, daar ik geen liefhebber van dergelijke geschillen ben. De heer Klein had zich reeds meermalen onvoorzichtig uitgelaten aan de Heer Beeke over deze en gene passagier en was eindelijk tot hatelijke personaliteiten overgegaan. ’T welke eerst aanleiding tot een piquante woordenwisseling, ’t welk zoo ver ging dat aldien de kapitein de Heer Klein niet teregt had gesteld en in zijne [hut] had geconsigneerd. Er waarschijnlijk een vechtpartij plaats had gehad.’ Pagina 35-37: 26 mei 1842: ‘Heden middag had er eene zonderlinge strafoplegging plaats. De zoute visch welke er op tafel kwam was geheel zwart van kleur, zodat zulks den kapitein in ’t oog viel en de oorzaak hiervan aan de hofmeester afvroeg die te kennen gaf dat dezelve zeer goed was. Onze gezagvoerder was van andere gedachten, en stuurde de zwarte zoute visch zonder dat er van gegeten was van tafel. Aan het dessert bevond zich ook eens mislukte pudding en deze werd ook van tafel gestuurd. Middelterwijl bedacht de kapitein de volgende straf voor de hofmeester en zijne twee jongens. Jan en Piet zij moesten namentlijk hun middagmaal alleen met zoete visch en pudding doen. Nadat wij gedineerd hadden werd het vonnis voltrokken in tegenwoordigheid van de kapitein en 1e stuurman. De hofmeester sp[…..] had weinig trek in dat eten en verhandelde dat hij de middags nooit meerder als een aardappel gebruikte dan al deze gereg[dens] hielpen niet. Zoodat onze boeteling eindelijk bekende onder het storten van tranen dat Jan en Piet koffijdik des morgens bij de zoute visch hadden gedaan waardoor dezelve zwart was geworden. Het schouwspel van de hofmeester en de twee jongens die poespas zien eten was belagchelijk. En wij allen waren overtuigd dat deze lastige doch onschadelijke straf een goede uitwerking zoude daarstellen.’ Pagina 43-52: Neptunusfeest. Met namenlijstje deelnemers. Wetten van Neptunus. Art 3: ‘Dat hij die hier of daar in een publiek huis of bordeel moet komen te vervallen en er in plaats van oude wijven lieve jonge meisjes zijn hij zich als dan met de jonge meisjes zal behelpen en de oude [meiden] naar de bliksem. In zal laten lopen.’ Art. 7 ‘De onderdanen of afgezanten welke tot het rijk van onzen vorst Neptunus behoren, zijn gehouden hun pligt stipt en getrouw te vervullen, en voor zooveel van hun verwacht wordt, de beste harmonie ordentelijk te handhaven op straffe bij de wet bepaald.’ Art. 8 ‘Wijders dient het tot een ieders narrige dat degene die zicht tegen ons aloude wet durft te verzetten, wie het ook zijn moge zal gestraft worden met ballingschap en disgratie van zijne Hooge Godheid Neptunus.’ Allen werden natgespoten met zeewater via brandspuit; ook de dames. Na doop kon iedereen zich verkleden en werd dag gezellig doorgebracht. Geen melding over andere behandeling bemanning. Kregen wel jenever. Pagina 57: ‘Er braken nog vele glazen, kopjes, schotels etc. Ik moet bekennen dat ik medelijden had met die matrozen die dag en nacht door nat zijnde zwaar moesten arbeiden ten einde de ra in order te krijgen.’ Pagina 66: ‘de 4e stuurman die reeds enige tijd ziek is geweest, neemt nog niet in beterschap toe; welligt dat de behandeling der docter niet te best is. Ik voor mij, zoude niet gaarne medicineren hier aan boord, want ik heb niet de minste fiducie in de kundigheden van onze docter.’ 
startdatum1842-04-29 
einddatum1842-08-06 

Commentaar van bezoekers

 
  voeg uw commentaar toe
naam
email
commentaar
afbeelding uploaden
verificatie

Typ de tekst van het plaatje in het veld. Klik op het plaatje als de tekst onleesbaar is.