Maritiem Digitaal

collectie zoeksyteem van de maritieme musea


Journaal, gehouden door een passagier aan boord van de bark 'Scheveningen' tijdens een reis van Rotterdam naar Batavia, ...

titelJournaal, gehouden door een passagier aan boord van de bark 'Scheveningen' tijdens een reis van Rotterdam naar Batavia, 27 maart-3 juli 1855 
inventarisnummerH259 
collectiehandschriften    
museumMaritiem Museum Rotterdam   Maritiem Museum Rotterdam
makerBerg, N.P. van den 
scheepsnaamScheveningen[scheepsnaam] 
omschrijvingJournaal gehouden door passagier N.P. van den Berg (1831-1917, oud president van de Nederlandsche Bank) aan boord van het barkschip 'Scheveningen' op een reis van Rotterdam naar Batavia, 27 maart-3 juli 1855. In het journaal wordt op p. 40-52 de ontmoeting met een 'zeemonster' beschreven. In de beschrijving wordt eerst gedacht aan een onbekende rots, dichterbij komend ziet men een bolvormig monster van 120 voet lang en 40 voet hoog. Voor de schrijver blijft het onduidelijk wat voor dier het is (gezien de beschrijving lijkt het op een dode en opgeblazen walvis)
Het reisverslag is geschreven door N.P. van den Berg, die na een examen bij een sollicitatieprocedure van de NHM te Amsterdam, gekozen werd voor een positie in Batavia. Hij reisde samen met Albert Bauduin, tevens aangenomen door de NHM. Van den Berg zou tot 1889 in Nederlands-Indië blijven. (Informatie Van den Berg: http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/berg) Het journaal bevat veel informatie over het leven van passagiers aan boord van een passagiersschip. N.P. van den Berg schrijft over zijn dagelijkse bezigheden (lezen, roken e.d.), leefomstandigheden (het eten, de dieren, gelegenheid tot baden) en over bijzondere gebeurtenissen (zoals het Neptunusfeest). Daarnaast gaat het vaak over het weer en bijzondere natuurverschijnselen. Van den Berg benoemt tevens zijn emoties omtrent het vertrek uit Nederland en het verlaten van zijn familie en vrienden. Van den Berg heeft ook oog voor het leven van bemanningsleden. Verwarrende indeling: meermaals wordt de paginanummering opnieuw gestart. Daarbij is een enkele keer de pagina grotendeels leeg, alsof er gestopt is met het overschrijven van het origineel. De inhoud verandert met nieuwe paginanummering plotseling. Sectie 2 eindigt bij het Neptunusfeest (bij de evenaar), waarna geen beschrijving volgt, maar op een nieuwe pagina weer terug wordt gegaan naar de Straat van Gibraltar. Sectie 4 begint vervolgens midden in een zin over het bezoek van Neptunus, waardoor mag worden aangenomen dat sectie 4 na sectie 2 hoort, maar het sluit niet precies aan. Er ontbreekt een deel. Sectie 3 lijkt na sectie 1 te moeten volgen, omdat het inhoudelijk verder gaat over het eten aan boord. De paginanummering is uit deze versie niet te verklaren. Sectie 1: p. 1-35: 27 maart Nederland - 08/04 Straat van Gibraltar Sectie 2: p. 1-26: 9 april 17/18 NB 55 WL - 26/04 Rond evenaar want Neptunusfeest Sectie 3: p. 1-11: ~ 6 april (want 11 dagen op zee) Rond Gibraltar - ~ 8 april rond Madeira Sectie 4: 1-110: 26 april rond evenaar - 3 juli aankomst Java Interessante passages: Sectie 1: pagina 17-18: aanwezigheid dieren: 3 honden, varkens, geit met twee (aan boord) pasgeboren lammetjes (‘Beiden tot dusver zeer welvarende doch die weldra naar andere gewesten zullen verhuizen, daar zij bestemd zijn om ons tot versnapering te dienen’), kippen en kat Sectie 2: pagina 25-26: Neptunusfeest Sectie 4: pagina 1-15: “Onderscheid in de doop van passagiers en equipage, waarbij kapitein en stuurlieden meededen bij het watergevecht van de passagiers. Passagiers waren wel aanwezig bij de doop van de “grove benen” (equipage). Enkele zendelingen die geweigerd hadden aanwezig te zijn bij hun doop, werden bij komst op het dek nat gesproeid door de bemanning. (pagina 74 meer hierover). Pagina 18-22: communicatie via vlaggen; met uitgebreid voorbeeld. Pagina 27-29/33-35: viering van de verjaardag van de vader (10 mei) van Van den Berg. Pagina 40-54: eerst gedacht dat stuk onbekend land in zicht is, vervolgens een gezonken schip, maar een ‘zeegedrocht.’ ‘Al ben ik zoo vrij om het gevoelen van sommigen hier aan boord, dat het een onbekend, nog nooit door iemand gezien gedrocht is, voor geheel en al onjuist te houden, zoo ben ik toch genoodzaakt om te gelooven dat het een zeemonster is dat uiterst zeldzaam gezien wordt.’ Zelfs een bemanningslid dat in de walvisvaart gediend had, herkende het beest niet. [Dit kan komen door de staat van ontbinding.] Kan tot zijn ongenoegen geen wetenschappelijke verklaring voor vinden vanwege zijn gebrek aan kennis op dit gebied en beschouwt het daardoor net als de anderen als: ’t Is een monsterachtig gedrocht!’ Krantenartikel Javabode 7 juli 1855, no. 54; Batavia, pagina 1: Extract uit journaal van K.D. Breuning: ‘Wij beschouwen het als een nimmer of ten minste zeer zeldzaam gezien zeegedrogt, hebbende niemand der aan boord aanwezige personen ooit van het bestaan zulk een monster gehoord.’ Pagina 57-60: dagindeling, waaronder Maleisische en Arabische les. Hij oefent Maleis met Maleisische bemanningsleden. Pagina 72-78: beschrijving medepassagiers: zendelingen: ‘Een dagelijksche omgang van bijna 2,5 maand heeft mij hen genoeg leeren kennen. Om zonder overdrijving te kunnen zeggen, dat zij allen zonder onderscheid ongeschikt zijn voor de loopbaan die zij gekozen hebben.’ Erg fel in zijn bewoordingen. Noemt ze veelvuldig dom. Pagina 81-86: beschrijving hofmeesters achtergrond en opleiding. Door zijn vader naar Marine (Medemblik) gestuurd omdat hij zich misdroeg. ‘Tucht en discipline schijnen twee zaken geweest te zijn waaraan hij zich evenmin daar als in het vaderlijke huis kon gewennen.’ Werd weggestuurd vanwege een gevecht met een korporaal. Vervolgens naar seminarium (tot grote verbazing van Van den Berg). Ook daar ongeschikt bevonden. Hij zakte steeds verder weg. Heeft vele baantjes gehad. Uiteindelijk na nog een conflict met zijn vader, heeft hij zich aangemeld als hofmeester bij de Dordtse bark “Fagel” en maakte nu zijn tweede reis met de Scheveningen. Maakte heerlijke maaltijden klaar, dus Van den Berg is zeer tevreden. Pagina 90-92: spreekt over goede sfeer tussen passagiers onderling, passagiers-kapitein en bemanning-kapitein. Pagina 94-95: ontzag voor bemanning: zij kunnen zich verplaatsen in het donker zonder problemen, moeten tot in de hoogste ra klimmen, worden gestoord tijdens het slapen: ‘Zeker, de zeemanstaal is een nuttige, verdienstelijke stand, een stand die nooit genoeg door ons Hollanders gewaardeerd kan worden, maar, wat mij aangaat dank ik den Hemel dat ik geen zeeman geworden ben en dat geen mijner broers zich aan dien stand gewijd heeft. Als passagier is een zeereis niets maar als zeeman, bah!’ 
afmetingenhoogte 17.5 cm 
breedte 19.2 cm 
dikte 1.4 cm 
 
startdatum1855-03-27 
einddatum1855-07-03 

Commentaar van bezoekers

 
  voeg uw commentaar toe
naam
email
commentaar
afbeelding uploaden
verificatie

Typ de tekst van het plaatje in het veld. Klik op het plaatje als de tekst onleesbaar is.